Minder afname broeikasgasemissie in plannen industrie
Industrie heeft perspectief nodig om plannen te realiseren
De optelsom van de plannen voor verduurzaming van de industrie in de Cluster Energiestrategieën (CES 3.0) zorgt voor 19 Mton broeikasgasemissiereductie tussen 2021 en 2030; 7 Mton minder dan in de plannen van twee jaar geleden. Dat is vergelijkbaar met 3 procentpunten van het 55% emissiereductiedoel voor 2030. Dit blijkt uit een analyse van PBL, TNO en RVO. De industrie heeft een perspectief nodig om de plannen te realiseren.
Onvoldoende
Er zijn cluster energiestrategieën (CES’en) opgesteld voor de vijf grote industriële clusters, te weten Noord-Nederland, Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Zeeland-West Brabant en Chemelot. De decentrale industrie (cluster 6) werkt aan provinciale CES’en. De onderzoekers stellen vast dat de industrieplannen opgeteld niet volstaan om het indicatieve 2030 doel van 29,1 Mton restemissie in de industrie te halen. Dit beeld kwam recent al naar voren in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2024. Daarin worden de emissies in de industrie in 2030 geraamd op 33,3 tot 42,5 Mton. Belangrijkste verschillen met de analyse van 2 jaar geleden zijn bijstelling van plannen voor CCS in de industrie en extra uitstoot bij plannen voor de productie van synthetische brandstof. Die synthetische brandstof is overigens wél een belangrijke stap voor het klimaat, want die zorgt voor een veel grotere emissiedaling in de mobiliteit.
Kanttekeningen
PBL plaatst drie kanttekeningen bij de optelsom van de plannen. Veel plannen – met cumulatief ruim 60% van de emissiereductie - bevinden zich nog in de beginfase, en het is onzeker of deze nog voor 2030 – binnen 5 jaar dus (!) - gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast vergt uitvoering van de plannen meer infrastructuur. Volgens de industrie- en elektriciteitsplannen moet in totaal 21 Mton CO2 afgevangen en opgeslagen (CCS) worden in 2030. De transportcapaciteit van de lopende initiatieven – Porthos (2,5 Mton) en Aramis (5 - 14 Mton) – schiet daarvoor in 2030 tekort. De CES-plannen zijn ook afhankelijk van tijdige elektriciteitsnetverzwaring en beschikbaarheid van waterstofinfrastructuur. Tot slot ontbreekt een sluitende businesscase voor verschillende plannen, waaronder elektrolyse voor groene waterstofproductie. Waar de plannen voor elektrolyse optellen tot 11 GW in 2030, gaat het Klimaatakkoord uit van 3 - 4 GW en is de KEV 2024 raming maximaal 1,5 GW; 7 keer minder dan de CES-plannen. Ook hier ontbreekt de noodzakelijke infrastructuur. Zo is de Delta Rhine Corridor (DRC) met opnieuw 4 jaar uitgesteld tot 2032.
Perspectief
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “We zitten middenin een complex transitieproces met veel variabelen en onzekerheden op financieel-economisch-, regulerings-, infrastructureel-, geopolitiek-, ruimtelijk- en arbeidspotentieelgebied. Zolang niet voldaan is aan essentiële voorwaarden voor het verduurzamen van de industrie lopen we het risico dat verduurzamingsprojecten elders gerealiseerd worden en zal de bijdrage aan de welvaart, werkgelegenheid en verduurzaming in Nederland afnemen. Met name het perspectief op het realiseren van voldoende, betaalbare en tijdig gerealiseerde infrastructuur voor elektriciteit, CCS, en waterstof(dragers), én een realistisch perspectief voor de industrie op het kunnen krijgen van een aansluiting op die systemen, is cruciaal om plannen ook te kunnen uitvoeren. En die plannen zijn er onverminderd: veel bedrijven staan inmiddels op groeiende wachtlijsten voor een elektriciteitsaansluiting.”
Bron: Reflectie op Cluster Energiestrategieën (CES 3.0), 5 december 2024