In de transformatie van het Nederlandse energiesysteem worden energy hubs inmiddels gezien als een instrument dat een bijdrage kan leveren. Een onderzoek van Royal HaskoningDHV - in opdracht van Topsector Energie en de Rijksdienst voor Ondernemerschap (RVO) – schetst een potentieel van zo’n 3,2 GW aan ontlasting van het elektriciteitsnet tot 2030. Met een bijdrage aan het verminderen van netcongestie en het bereiken van een robuust, duurzaam en decentraal energiesysteem.
Orde in chaos
De onderzoekers stellen vast dat het begrip en initiatieven rond energy hubs verduidelijking behoeven. Het is zaak om bij een initiatief ‘grip’ te krijgen op het begrip en de procesmatige invulling van energy hubs zodat de (on)mogelijkheden in een vroeg stadium kunnen worden onderkend, als een integraal onderdeel van de energievoorziening in de regio. Er wordt op basis van uitingsvormen en toepassingsmogelijkheden een viertal energy hubs onderscheiden: bedrijventerreinen, cluster 6 bedrijven (grootverbruikers), gebouwde omgeving, en mobiliteit. Voor iedere groep is in kaart gebracht wat de belangrijkste technisch-financiële, organisatorische, governance en juridische bouwstenen zijn, zoals opslag, conversie, inzet van lokale duurzame bronnen en vraag-aanbod sturing. De onderzoekers zien dat grote verschillen in de organisatie, governance en juridische borging van groot belang zijn voor het traject van totstandkoming en de exploitatie van de hub.
Potentieel
Tot 2030 is vooral het verminderen van de netcongestie belangrijk. Uitgangspunt in de zoektocht naar een balans tussen vraag en aanbod is lokaal doen wat kan, en centraal wat moet. Met een multiplier-analyse op basis van publieke databases hebben de onderzoekers top-down onderbouwd dat energy hubs potentieel tot 3,2 GW op bijna 1200 locaties bij kunnen dragen aan het verlichten van de piekbelasting van het elektriciteitsnet. Dit is nadrukkelijk een potentieel. De daadwerkelijke bijdrage – ook aan het uitsparen van netinvesteringen – behoeft onder meer specifieke – niet publieke - data per verzorgingsgebied van de netbeheerders, en investeringskentallen.
Grootste impact
In het rapport wordt vastgesteld dat energy hubs juist tot hun recht komen bij een HS/MS onderstation (150 kV). Door via een gebiedsgerichte aanpak te sturen op een combinatie van hubs kan de grootste bijdrage geleverd worden aan de balans tussen vraag en aanbod. Zowel het energie- (beperken transport) als het omgevingsbeleid (minimaliseren ruimtebeslag) hebben belang bij deze aanpak.
Bijdrage
Of het volledige potentieel van de mix van energy hubs waar gemaakt wordt, kan niet los gezien worden van de ambitie die samenwerkende partijen binnen een hub hebben, zo bleek ook tijdens een NPVI Inspiratietour bijeenkomst op 20 juni jl in Zwolle. Is de ambitie primair het verminderen van netcongestie? En willen zij hier primair op inspelen via zakelijke afstemming van belangen (transactioneel samenwerken), eventueel met inhuur van een externe dienstverlener (functioneel samenwerken)? De overheid sluit hierop aan met randvoorwaardelijk beleid. Bijvoorbeeld door het juridisch mogelijk maken van het afdwingen van congestiemanagement door de netbeheerders. Partijen kunnen ook de “smaak” van het samenwerken te pakken krijgen door te verkennen wat het potentieel is van intensiever samenwerken.
Vind in onze Kennisbank het rapport van Royal Haskoning DHV De Families van Energy Hubs in Nederland.
Bronnen: Topsector Energie, NPVI, RVO