Terug naar nieuws

VEMW: aanbevelingen voor invulling absolute energiebesparingsdoelen onzinnig en onverantwoord

Studie TNO: energie-intensieve industrie moet 30% 2030-doel energiebesparing leveren

Klimaat Wet- en regelgeving13 juni 2024Ivonne Servin Balderas

Nederland heeft nationale besparingsdoelen vastgesteld om te voldoen aan de eisen van de EU Energy Efficiency Directive (EED). Deze doelen zijn vertaald naar streefwaarden per sector.

Besparingsopgave

In het kader van de herziening van de Europese EED is afgesproken dat Nederland als EU-lidstaat 11,7 procent van het energieverbruik moet sparen ten opzichte van de prognose van het finaal energieverbruik in 2030. Dit impliceert een maximaal verbruik van 1609 PJ finaal energieverbruik. In de Klimaat en Energieverkenning (KEV 2023) concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) afgelopen najaar dat  het doel maar net binnen de bandbreedte valt. De bandbreedte van de raming van de KEV is 1566 tot 1818 PJ voor het finaal energieverbruik. Ten opzichte van het midden van de bandbreedte van de KEV is circa 83 PJ extra besparing nodig om de EED-doelstellingen te realiseren.

Kosteneffectief?

TNO heeft de verdeling van de besparingsopgave (de 83 PJ uit KEV 2023) onderzocht. Eerst werd het beschikbare besparingspotentieel in 2030 per sector bepaald, waarna een model (OPERA) berekende welke energiebesparende maatregelen nodig zijn om het besparingspotentieel in combinatie met de klimaatdoelen (CO2-reductie) te realiseren tegen de laagst mogelijke nationale kosten.  

TNO heeft drie berekeningsvarianten uitgewerkt ter onderbouwing van de streefwaarden per sector (industrie, gebouwde omgeving, landbouw en mobiliteit) en naast een nul-variant die alleen uitgaat van een klimaatdoel. Dit om inzicht te geven in welke besparingsmaatregelen nodig zijn voor de klimaatdoelstelling. Met de nul-variant worden de EED-doelen niet gehaald. Het totale finaal energieverbruik varieert in de verschillende berekeningsvarianten, maar de verdeling over sectoren is nagenoeg gelijk voor de industrie (30%), mobiliteit (35%), en de gebouwde omgeving (29%). De landbouw komt uit op 5-6 procent.

Mogelijkheden

TNO adviseert een aantal mogelijkheden om de doelstelling voor de industrie te kunnen realiseren. Naast energiebesparende maatregelen wordt gesuggereerd om halffabricaten te importeren of een scenario te overwegen waarin sommige energie-intensieve industrieën in Nederland verdwijnen of verminderen, bijvoorbeeld door verhoging van de energiekosten.

Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “de suggesties van de onderzoekers om het finaal energiegebruik in Nederland te verlagen door energie-intensieve productie van halffabricaten en eindproducten te verschuiven naar het buitenland is onzinnig en onverantwoord. Onzinnig omdat het energiegebruik en bijgevolg broeikasgasemissies daarmee simpelweg verplaatst worden en het probleem verschoven. Het is bovendien onverantwoord omdat zo een barrière wordt gecreëerd om de strategische autonomie van Nederland en Europa te vergroten. En die vergroting is noodzakelijk in dit tijdsgewricht van geopolitieke spanningen en oorlogen.   Om aan deze besparingsdoelstelling te voldoen, moeten we meer aandacht besteden aan het waarborgen van de beschikbaarheid van energie-efficiënte technologieën en de benodigde infrastructuur.“