Klimaatbeleid moet uitstoot CO2 als leidend uitgangspunt nemen
Allocatie op schoorsteen beperkt klimaatprikkels
Algemeen directeur van VEMW Hans Grünfeld stelt in het Financieele Dagblad dat het Klimaatakkoord, dat loopt van 2020-2030, bedrijven verplicht om de CO₂-emissies die uit de eigen schoorsteen komen (‘scope 1’), te reduceren. De vergroening van het elektriciteitsverbruik door inkoop (‘scope 2’) levert geen reductie op voor het bedrijf omdat de emissie die daaraan gekoppeld wordt toegerekend wordt aan de producent van die elektriciteit, vaak een energiebedrijf. Hij roept dan ook op om te komen tot een verbreding van het beleid, waarbij niet de schoorsteen maar de uitstoot van CO2 het leidende uitgangspunt is.
Grünfeld: “voor het klimaat is het van belang dat de emissie van broeikasgassen wordt gereduceerd. Voor de emissie van CO2 maakt het voor het klimaat in principe niet uit waar die in de keten wordt uitgestoten. Voor de toekenning van de emissies is het beleid echter wel gericht op die emissieplaats in de keten. Dat moge administreerbaar en afrekenbaar zijn, echter, de consequentie is dat de prikkel om te komen tot emissiereductie beperkt wordt tot de schoorsteen. Dat is een onnodige hindernis om alle mogelijkheden van emissiereductie te kunnen verwezenlijken. Het leidt bijvoorbeeld tot een ontsparing van emissiereductie doordat warmtekrachtkoppelingsinstallaties, die gemiddeld 15 procent doelmatiger opereren dan een gescheiden opwek van warmte (scope 1) en elektriciteit (scope 2), worden gemottenbald of ontmanteld. Het is voor een industrieel bedrijf geen stimulans om bijvoorbeeld te investeren in een eigen biomassacentrale door de genoemde accountingregels en daaruit volgende beprijzingsregels (EU-ETS, Nederlandse CO2-heffing) en stimuleringsregels (SDE++). En het beperkt de mogelijkheden voor power purchase agreements (ppa’s) tussen eindverbruikers en investeerders in wind-op-zee met discussies zoals aangehaald in het Financieele Dagblad. Dat bedrijven zoals het door het FD aangehaalde Amazon toch contracten aangaan met wind-op-zee investeerders zoals Shell en Eneco wordt primair gedreven door een duurzame uitstraling als onderdeel van de bedrijfsstrategie. Echter, de mogelijkheden daartoe verschillen per bedrijf en bedrijfstak.”
Grünfeld vervolgt: “ In onder meer de (petro)chemie en de staalindustrie worden stappen gezet om te komen tot een circulair gebruik van grondstoffen en materialen. Met chemische recycling kunnen nieuwe ‘bouwblokken’ van gebruikte kunststoffen gemaakt worden in plaats van verbranding van die stoffen in een lineair economisch model. Nederland kan koploper worden wanneer investeringen versneld van de grond komen voor pilots, opschaling en inzamel- en sorteercapaciteit. Ook hier is een randvoorwaarde dat CO2-reductie als gevolg van hergebruik (scope 2 en 3 emissies) relevant worden bij emissie-allocatie, -beprijzing en -stimulering. VEMW roept dan ook op om te komen tot een noodzakelijke verbreding van het beleid, waarbij niet louter de schoorsteen maar de uitstoot in de gehele keten het leidende uitgangspunt is.”