Industriële vraagrespons kan bijdragen aan betrouwbaarheid elektriciteitsvoorziening
Verzilveren van potentieel zal nodige inspanning vergen
Industriële vraagrespons kan een bijdrage leveren aan de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening. Dat blijkt uit een inventariserende studie die DNV-GL heeft uitgevoerd. Het rapport ”de mogelijke bijdrage van industriële vraagrespons aan leveringszekerheid; de Nederlandse elektriciteitsvoorziening in Noordwest-Europese context” geeft aan dat er nu al een potentieel is van 700 MW, dat kan uitgroeien tot 4000 MW in 2030. Voor VEMW staat buiten kijf dat de industrie een rol gaat spelen in de vraagrespons. Er zal nog wel werk verzet moeten worden om het door DNV-GL ingeschatte potentieel in de praktijk ook daadwerkelijk te verzilveren.
Uitdaging
De leveringszekerheid van de Nederlandse en Noordwest-Europese elektriciteitsvoorziening komt in de periode tot 2035 meer onder druk te staan. Door het toenemende aandeel van opwekking uit wind en zon, neemt de behoefte aan flexibiliteit toe. De grootste bijdrage hieraan zal (moeten) worden geleverd door (CO2-vrij) regelbaar vermogen en uitwisseling met omringende landen. De industriële vraagrespons is een welkome aanvulling op het palet aan flexibiliteitsopties, gezien de grote uitdagingen richting 2035.
Bijdrage
DNV-GL heeft een studie gedaan naar de mogelijke bijdrage van industriële vraagrespons aan de leveringszekerheid van de elektriciteitsvoorziening. De inzet van vraagrespons kan – net als energie-opslag - helpen bij het tegemoetkomen aan de vraag-aanbod 'pieken', de zogenaamde ‘residual load’, wanneer de resterende opwekking (kolen, gas, nucleair, biomassa, waterkracht, etc.) onvoldoende beschikbaar is om vraag en aanbod continu met elkaar in evenwicht te houden. Om de komende jaren meer flexibel vermogen zoals vraagrespons via de markt te ontsluiten, is het belangrijk om transparant te maken hoe een verdienmodel eruit kan zien: hoe groot en wanneer is er in de toekomst behoefte en met welk verdienpotentieel gaat dat gepaard? Het antwoord op deze vragen hangt niet alleen af van de marktontwikkelingen, maar ook van de technische en economische mogelijkheden binnen de industrie.
De studie van DNV-GL geeft daarvoor eerste inschattingen. De huidige geschatte marktparticipatie van zo’n 700 MW is een klein deel van het huidige theoretisch potentieel van 3400 MW. In 2030 schat DNV GL dit theoretisch potentieel op zo'n 4000 MW. In het meest extreme geval wordt hiervan in 2030, 1900 MW gelijktijdig ingezet. Dit is gebaseerd op een deterministische modelbenadering. Een stochastische benadering zoals gebruikt door TSO’s, test veel meer (extreme) situaties. Met een dergelijke aanpak kan de toekomstige behoefte nauwkeuriger worden bepaald.
Verdere ontwikkeling van het benodigde vermogen kan vooralsnog via ‘de markt’, al bestaat het vermoeden dat het bewuste aanbod nu nog van slechts enkele partijen komt. Zo’n 40 procent van het voor 2020 berekende potentieel, heeft een geschatte kostprijs van boven 3000 euro/MWh. Dit is de huidige maximumprijs op de day ahead-markt.
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “we zijn in Nederland gewend aan een zeer hoog niveau van betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening. Dat is een belangrijke vestigingsfactor voor de industrie, waarvan het belang toeneemt door elektrificatie van de warmtevraag, en de ICT-sector die hier de afgelopen jaren fors heeft geïnvesteerd in de aanleg van datacentra. Behoud van een hoge betrouwbaarheid van de voorziening wordt lastiger naarmate het aandeel weersafhankelijke duurzame elektriciteitsproductie toeneemt en fossiele centrales worden uitgefaseerd. Nieuwe bronnen zullen de benodigde flexibiliteit moeten leveren als de zon niet schijnt en het windstil is. Cruciaal is dat de markt hierin voorziet en dat alle belemmeringen voor het leveren van flexibiliteit weggenomen worden. Dat de industrie hierin een rol moet kunnen spelen staat buiten kijf. Op welke wijze en hoe groot is op dit moment minder duidelijk. Onderzoeken zoals de inventariserende studie van DNV-GL kunnen daarbij van nut zijn door te laten zien dat de industrie een wezenlijke bijdrage kan leveren aan doelmatige oplossingen via vraagrespons. En er zal nog wel werk verzet moeten worden om het ingeschatte potentieel in de praktijk ook daadwerkelijk te kunnen verzilveren.”