Terug naar nieuws

PBL: 2030 klimaatdoelen nog niet in zicht

VEMW dringt aan op wegnemen belemmeringen

Klimaat Beleid en toezicht2 november 2020Thessa de Ridder

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) stelt in haar Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2020 vast dat over alle sectoren de emissiereductiedoelstelling van 49 procent in 2030 nog lang niet in zicht is en naar verwachting op 34 procent blijft steken. Minister Wiebes (EZK) heeft het KEV met de Klimaatnota en het bijbehorende advies van de Raad van State aangeboden aan het Parlement. VEMW stelt – onder meer met de zes Cluster Energie Strategieën vast dat de industrie zijn best doet om haast te maken met oplossingen om de CO2-emissies te reduceren en dringt er bij de beleidsmakers op aan om belemmeringen snel en adequaat op te lossen.

Klimaat- en Energieverkenning KEV
De Klimaatwet (mei 2019) biedt een kader voor de ontwikkeling van het beleid waarmee het kabinet de broeikasgasemissies in Nederland wil terugdringen tot een niveau dat 49 procent (in 2030) respectievelijk 95 procent (in 2050) lager ligt dan in 1990. De Klimaatnota, de eerste op basis van de Klimaatwet, bevat de appreciatie van het kabinet op de voortgang van het klimaatbeleid, geeft een reactie op het advies van de Raad van State en schetst de prioriteiten voor het aankomende jaar. In 2019 volgde het Klimaatakkoord, waarmee invulling werd gegeven aan het doel voor 2030. Omdat het meeste beleid is gericht op de emissiereductie in 2030, heeft de KEV betrekking op de periode tot dat jaar.

De KEV geeft een integraal beeld van de ontwikkelingen in de energievoorziening inclusief prognoses voor 2030 van de broeikasgasreductie, het aandeel hernieuwbare energie en de energiebesparing, maar ook van andere activiteiten die tot broeikasgasemissies leiden, zoals in de landbouw en het landgebruik. De KEV legt ook de verbanden tussen autonome ontwikkelingen, ontwikkelingen in het buitenland en Nederland.

Ontwikkelingen
In 2018 bedroegen de broeikasgasemissies in Nederland, exclusief de emissies uit landgebruik, 188 Mton CO₂-equivalenten. Uit de voorlopige cijfers voor 2019 blijkt dat de emissies zijn gedaald naar 184 Mton CO₂-eq (-17% t.o.v. basisjaar 1990). Daarmee rest er voor de periode 2019-2030 nog een totale opgave van 71 Mton CO₂-eq om het 49 procent reductiedoel te halen. De geraamde emissies met het vastgestelde en voorgenomen beleid in 2030 bedragen 147 Mton CO₂-eq. De geraamde reductie van de broeikasgasemissies in 2030 is daarmee 34 procent t.o.v. 1990; ruim 15 procentpunt onder het doel van 49 procent uit de Klimaatwet. Om dit doel te halen, moet de gemiddelde jaarlijkse emissiereductie van 2019 tot en met 2030 circa 6 Mton per jaar bedragen, 2 keer zoveel dan nu het geval is.

In de afgelopen jaren is de emissie van broeikasgassen door de industrie gedaald van 75,3 Mton CO₂-equivalenten in 2000 naar 56,7 Mton in 2019 met name door de reductie van de uitstoot van overige broeikasgassen van 24,9 naar 6,9 Mton CO₂-eq.

De sector nijverheid (voedingsmiddelen, basismetaal, chemie, papier- en karton) is verantwoordelijk voor ongeveer twee derde van de emissie van broeikasgassen door de gehele industrie: 32,9 Mton CO2 (2019); in 2030 naar verwachting 32,5 [28,8-34,7] Mton CO₂. In 2019 bedroeg de uitstoot van de industriële activiteiten in de energiesector (raffinaderijen, cokesfabrieken en AVI’s) 20,5 Mton CO2-eq. In 2019 was het verbruik van fossiele brandstoffen 231 PJ, waarin de raffinaderijen met 159 PJ een aandeel van 69 procent hadden in dit verbruik. Naar verwachting daalt het verbruik naar 221 [167-243] PJ in 2030.

Het energetisch verbruik bestaat uit het verbruik voor warmte en het elektriciteitsverbruik. Het finale verbruik voor warmte in de nijverheid was 416 PJ in 2019 en daalt volgens het PBL naar 392 [355-429] PJ in 2030. Deze daling hangt samen met energie-efficiëntieverbeteringen en elektrificatie van de warmteopwekking. Er wordt een ingroei verwacht van elektrische boilers en warmtepompen die worden gestimuleerd met SDE++-subsidie. Het finale elektrisch verbruik van de nijverheid neemt naar verwachting licht toe: van 128 PJ in 2019 naar 131 [118-146] PJ in 2030. De elektrificatie van de warmteopwekking en de groei van de non-ferro basismetaalindustrie dragen hieraan bij. De brandstofinzet voor warmte-krachtkoppeling neemt af, hetgeen tot een ontsparing in CO2-emissies leidt. Het verbruik van hernieuwbare energie (vooral biomassa) moet door stimulering (SDE++) toenemen van 7 PJ in 2019 tot 22 PJ in 2030.

Het niet-energetisch verbruik van energiedragers in de nijverheid bedroeg 526 PJ in 2018. In 2019 is er een opmerkelijke daling van het niet-energetisch verbruik tot 492 PJ, die vooral is veroorzaakt door groot onderhoud in de petrochemie. Door de veronderstelde toename van de productie door de basischemie, neemt het niet-energetisch verbruik naar verwachting toe naar 541 PJ in 2030.

Extra maatregelen
De grotere opgave vraagt, zo geeft ook de Raad van State aan in haar advies, om extra maatregelen bovenop hetgeen al in het Klimaatakkoord was afgesproken. Daarom zegt het kabinet met partijen de gemaakte afspraken te intensiveren en wacht het niet tot het najaar van 2021 zoals beschreven in de cyclus van de Klimaatwet. Het kabinet heeft voor de zomer een onafhankelijke ambtelijke studiegroep opdracht gegeven om nog dit jaar voorstellen te doen voor beleidsopties voor extra CO₂-reductie.

Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “PBL stelt vast dat over alle sectoren de emissiereductiedoelstelling van 49 procent in 2030 nog lang niet in zicht is en naar verwachting op 34 procent blijft steken. Dat is bijzonder omdat PBL in de KEV2020 lang niet alle maatregelen heeft meegenomen die het kabinet heeft aangekondigd - zoals de CO₂-heffing in de industrie - en zij bovendien vaststelt dat de ontwikkeling van emissies de komende jaren gepaard met grote onzekerheden m.b.t. prijsontwikkelingen (lage CO₂- en gasprijs), een business case en infrastructuur voor CCS, de gevolgen van Covid-19, de brandstofmix en export van elektriciteit doordat Nederlandse gascentrales productie overnemen van kolencentrales in het buitenland. VEMW stelt vast dat de industrie zijn best doet om haast te maken met oplossingen om de CO2-emissies te reduceren. Dat blijkt onder meer uit de zes Cluster Energie Strategieën (CES). Wij dringen er bij de beleidsmakers dan ook nogmaals op aan om belemmeringen die een verdere emissiereductie nu nog in de weg staan snel en adequaat op te lossen. Zo moet de SDE++ elektrificatie-opties in de industrie daadwerkelijk gaan ondersteunen, dient de vraagsturing via power-to-industry concreet bevorderd te worden met een tijdige beschikbaarheid van infrastructuur en een routekaart elektrificatie. En moeten barrières worden weggenomen die de ontwikkeling van een waterstofvoorziening en CCS nu nog hinderen.”