Rijkswaterstaat en bedrijven zetten schouders onder actualisatie lozingsvergunningen
Inhaalslag en structurele aanpak noodzakelijk
Ongeveer driekwart van de lozingsvergunningen van bedrijven vraagt om aanpassing. Een kwart moet bij voorkeur al op korte termijn worden aangepast. Er zijn geen lozingen die een dermate groot milieurisico vormen dat direct ingrijpen noodzakelijk is. Dit zijn de belangrijkste resultaten van een pilotproject waarvan de resultaten op 2 oktober jl. door vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat (RWS) bij VEMW in Woerden zijn gepresenteerd.
Het pilotproject vloeit voort uit de Delta-aanpak Waterkwaliteit. Deze aanpak moet een impuls geven aan de verbetering van de waterkwaliteit. Binnen de pilot zijn lozingsvergunningen van in totaal 66 bedrijven bezien waarbij is beoordeeld of alle bedrijfsinformatie is beschreven en of de vergunningen voldoen aan de huidige wet- en regelgeving. De pilot wijst uit dat de helft van de lozingen Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) bevatten die vergund zijn. Volgens het ontwikkelde ZZS-beleid (dat in het recente verleden is ontwikkeld) geldt voor deze stoffen nu de minimalisatieplicht. Bij een kwart van de lozingen zijn nieuwe ZZS gevonden die nog niet eerder in beeld waren.
De helft van de vergunningen bij RWS blijkt meer dan 10 jaar oud te zijn. Dat verklaart voor een deel waarom drie kwart van de vergunningen aangepast moet worden. RWS beheert in totaal zo’n 800 vergunningen waarvan er dus nu 66 zijn bezien. De vraag hoe en wanneer de overige 733 vergunningen worden bezien kon tijdens de bijeenkomst nog niet worden beantwoord. Dat geldt ook voor de structurele aanpak op langere termijn. Vast staat dat de vergunningen in de toekomst vaker dan nu zullen worden bezien om ervoor te zorgen dat ze actueel blijven. Over de intensiteit en de frequentie waarmee dat moet gebeuren, wordt waarschijnlijk ergens in de komende maanden een besluit genomen. Dit is mede afhankelijk van de beschikbare personele capaciteit bij RWS.
Bron: VEMW