SDE++ moet niet aan haar doel voorbijschieten
VEMW vraagt PBL en EZK om aantal uitgangspunten nog eens te herijken
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft deze zomer zijn concept adviezen aan de minister van EZK over een verbrede SDE++ stimuleringsregeling ter consultatie voorgelegd aan de stakeholders. De regeling is een belangrijk onderdeel van de uitvoering van het beoogde Klimaatakkoord. VEMW heeft in haar zienswijze kanttekeningen geplaatst bij een aantal belangrijke uitgangspunten om te voorkomen dat de regeling aan haar doel voorbijschiet.
Innovatie
In het ontwerp wordt uitgegaan van stimulering van technologie in vijf geselecteerde categorieën voor hernieuwbare energie, te weten wind, zon-PV, water, biomassa, en hernieuwbare warmte, en vijf categorieën CO2-reducerende opties in de industrie, te weten CCS, warmtepompen, restwarmte, elektrische boilers en waterstof.
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “de SDE++ moet één van de motoren worden van de uitvoering van de klimaatafspraken. De industrie moet bovenop de bestaande afspraken van 5,1 Mton CO2 nog 14,3 Mton CO2-emissies per jaar gaan reduceren in 2030. Het is de vraag of de keuze voor de 5 industriële categorieën voldoende is om die doelstelling te realiseren. Het is goed dat er bij de subsidietoekenning uitgegaan wordt van de meest doelmatige technologieën (euro/Mton) en er geen schotten geplaatst worden tussen technologieën, ook niet tussen hernieuwbare energie en de CO2-reducerende opties. Uitgangspunt van het ontwerp Klimaatakkoord is dan ook een technologieneutraal stimuleringssysteem. Maar het kan niet zo zijn dat de doelstelling voor de industrie als geheel of een specifieke bedrijfstak niet gehaald wordt omdat innovatieve technologieën met toekomstig potentieel buiten de boot gaan vallen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen gelden voor de CO2-reducerende opties die zich richten op de productie van groene waterstof d.m.v. elektrolyse en de elektrificatie-opties die zich niet richten op de productie van warm water en stoom, maar op directe ondervuring in de industriële sectoren staal, chemie en keramiek en glas. Het zijn nou net dit soort toepassingen die buitengewoon energie-intensief zijn en innovatie behoeven. Het is van essentieel belang dat de SDE++ ruimte gaat bieden aan innovatieve en veranderende technologische ontwikkelingen, en aan bedrijfsspecifieke technieken. Natuurlijk gericht op 2030 als scope van het Klimaatakkoord, maar met een innovatieve blik vooruit naar 2050.”
Project versus technologie
In zijn adviezen richt PBL zich op het beoogde Klimaatakkoord en de uitgangspunten voor de SDE++ in 2020 als eerste jaar van de periode tot 2030. Centraal staan 5 technologieën voor de opwek van hernieuwbare energie en 5 technologieën voor CO2-reductie in de industrie.
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “Wij begrijpen de keuze voor technologieën, maar die keuze gaat voorbij aan de keuzes en investeringsbeslissingen die bedrijven nemen. Zij zullen een CO2-reducerend project willen realiseren op bedrijfsmatige gronden. De technologie is altijd een onderdeel van een project. Wat gebeurt er met projecten die gebruik maken van meerdere technologieën, of waar integratie van technologieën plaatsvindt, of projecten waarbij kosten gemaakt moeten worden in een verzwaring van de elektriciteitsaansluiting of het openbare net? Wordt er rekening gehouden met toenemende netwerk- en balanceringskosten bij – hybride – elektrificatie? Bij de elektrificatie opties - waaronder elektrolyse – dient als uitgangspunt gekozen te worden voor de inzet van emissievrije elektriciteit en niet een emissiegetal dat de gemiddelde Nederlandse brandstofmix vertegenwoordigt. Waar referentieberekeningen van PBL eerder uitgaan van nieuwbouw (nieuwe technologie in een ‘greenfield’), zullen veel projecten duurdere verbouwingen en inpassingen betreffen in een bestaande omgeving (‘brownfield’). Bovenal moet voorkomen worden dat bedrijven die gemotiveerd zijn om emissiebesparende maatregelen te treffen, daarvan afzien omdat ze om genoemde redenen niet in aanmerking komen voor SDE++ en het project zo financieel niet haalbaar is.”