VEMW: naast onderbouwing winning Groningengas vooral besluitvaardigheid vereist
RvS vernietigt Instemmingsbesluit winning Groningengas
Minister Wiebes van EZK moet beter motiveren waarom de gaswinning in het Groningenveld na afloop van het lopende gasjaar 2018-2019 niet sneller kan worden afgebouwd naar nul. Hij heeft niet duidelijk gemaakt welke inspanningen tegen welke kosten mogelijk zijn om de gasvraag van industriële grootverbruikers, de glastuinbouw en de gasexport sneller af te bouwen. Dit staat in een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Volgens VEMW is naast de noodzakelijke onderbouwing nu vooral besluitvaardigheid vereist.
Uitspraak
De maximaal in het gasjaar 2018-2019 te winnen hoeveelheid aardgas uit het Groningenveld is door de minister van EZK vastgelegd in een Instemmingsbesluit. De minister heeft bij zijn besluit het veiligheidsbelang van de Groningers en het belang van het voldoen aan de vraag naar gas (de leveringszekerheid) tegen elkaar afgewogen. Een aantal partijen, waaronder inwoners van Groningen, de Groninger Bodem Beweging, Provinciale Staten van Groningen en diverse Groningse gemeenten zijn tegen het besluit in beroep gegaan bij de Raad van State.
De Raad van State stelt in haar uitspraak in deze beroepszaak dat de minister voor het huidige gasjaar 2018-2019 het gaswinningsniveau juist heeft vastgesteld. Echter, vanwege het grote belang van de veiligheid heeft de minister bij zijn afweging voor de periode ná het gasjaar 2018-2019 onvoldoende uitgelegd op welke manier hij op zo kort mogelijke termijn een einde wil maken aan de gaswinning, met name t.a.v. de gasvraag uit de sectoren industriële grootverbruikers, glastuinbouw en gasexport. En omdat hierbij de grondrechten van Groningers in het geding zijn, moet aan deze uitleg hoge eisen worden gesteld. Daarom vernietigt de Afdeling bestuursrechtspraak het instemmingsbesluit van de minister, maar zijn “de rechtsgevolgen van het vernietigde instemmingsbesluit in stand gelaten”. Dat betekent dat de gaswinning in het huidige gasjaar 2018-2019 volgens planning kan doorgaan.
Grootverbruikers
In januari 2018 heeft de minister 200 industriële grootverbruikers van laagcalorisch G-gas per brief aangegeven dat de voorziening van G-gas wordt afgebouwd en zij tot 2022 (4 jaar) de tijd hebben om daarop maatregelen te treffen. In december 2018 heeft de minister aangegeven dat afschakeling van de 9 grootste G-gasverbruikers voldoende is om - samen met de overige maatregelen (stikstoffabriek, afbouw export, ed.) - de veiligheid in Groningen te kunnen borgen. Dit leek en lijkt een doelmatige oplossing: de grootste van de 9 verbruikers verbruikt zo’n 650 mln m3/jaar, de kleinste 100 mln m3/jaar. Om de behoefte aan G-gas substantieel nog verder terug te dringen is een veel groter aantal bedrijven nodig tegen onevenredig hoge kosten.
Adviezen en beoordeling
Medio juni heeft de minister de Tweede Kamer per brief laten weten dat landelijk netbeheerder GTS hem eind juli moet adviseren of aanvullende maatregelen die GTS heeft voorgesteld (extra stikstofinzet, beheerder gasopslagen, gastransportmaatregelen, e.d.) haalbaar zijn. SodM moet dan een oordeel geven over de veiligheidseffecten van de beoogde nieuwe maatregelen. Omdat met die aanvullende maatregelen de grenzen van de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de voorziening worden bereikt en de mogelijke effecten niet geheel overzien kunnen worden, stelt de minister een consultatie open voor marktpartijen om tot een zorgvuldige afweging te kunnen komen en vraagt hij toezichthouder ACM en mogelijk de Europese Commissie om een beoordeling.
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “het advies van de Raad van State komt niet als een verrassing. Het Groningengas dossier wordt inmiddels gekenmerkt door een gebrek aan besluitvaardigheid. De grootverbruikers die moeten ombouwen van Groningengas naar hoogcalorisch gas hebben hun plannen gemaakt. Als de minister nu besluiten gaat nemen met een redelijke en haalbare mix van maatregelen, een realistische timing en een oplossing voor de kosten die de grootverbruikers moeten maken, dan kan een aanvang gemaakt worden met de uitvoering van de plannen.”