Verbreding SDE+ regeling belangrijk instrument klimaatpakket
Stimulering emissiereductie op basis van kosteneffectiviteit
Vanaf 1 januari 2020 wordt de SDE+ stimuleringsregeling verbreed. De regeling Stimulering Duurzame Energietransitie (SDE++) heeft als doel 49 procent CO2-emissiereductie op Nederlands grondgebied in 2030. Voor de industrie is een indicatief subsidiebedrag van 550 mln euro in 2030 opgenomen. Minister Wiebes informeerde de Kamer vorige week over de voortgang. VEMW is benieuwd naar de doorrekening van technieken door PBL voor opname in de regeling.
Technieken
De SDE+ is gericht op de stimulering van productie van hernieuwbare energie. Deze regeling wordt nu verbreed, waarbij de productie niet centraal staat maar de reductie van CO2-emissies. Die kan in de industrie bijvoorbeeld gereduceerd worden door inzet van energiebesparende technologie. Net als de SDE+ biedt de verbrede SDE++ een meerjarige zekerheid voor investeerders en gaat de regeling uit van techniekneutraliteit. Dit zorgt voor een kosteneffectieve inzet van subsidiemiddelen. In zijn brief geeft de minister aan dat het indicatieve subsidiebedrag voor de industrie in 2030 zo’n 550 mln euro bedraagt, in lijn met het ontwerp Klimaatakkoord.
De SDE++ wordt een exploitatiesubsidie gericht op emissiereductie technologieën en behoudt de huidige systematiek. Technieken worden niet meer gerangschikt op basisbedrag, maar op subsidiebehoefte (basisbedrag – bodemprijs) per ton CO2-reductie (€/ton CO2). De bodemprijs is voor hernieuwbare energieproductie de basisenergieprijs. De minister stelt in zijn Kamerbrief overigens dat technieken die in het voorjaar van 2020 nog niet in aanmerking komen, mogelijk wel op een later moment in de SDE++ opgenomen kunnen worden. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om recyling, biobased productie en Carbon Capture and Usage (CCU), elektrificatie (anders dan verwarming of waterstofproductie) en procesefficiëntie. In beginsel en waar mogelijk kent de SDE systematiek geen plafonds om de kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid van de regeling te waarborgen. Daarbij mag het kosteneffectief doelbereik (in sectoren of in totaliteit) niet in gevaar komen. In deze gevallen kan de inzet van plafonds ervoor zorgen dat de ambities van de verschillende sectoren niet worden doorkruist.
Doorrekening
Het Planbureau van de Leefomgeving (PBL) rekent de komende maanden een aantal technieken door om in te kunnen schatten hoeveel subsidie per techniek nodig is om CO2 te besparen. Naast zon, wind, biomassa, geothermie en waterkracht onderzoekt het PBL onder andere ook aquathermie, composteringswarmte, de benutting van restwarmte, warmtepompen, elektrische boilers, groene waterstofproductie en CCS. In het najaar van 2019 zal het kabinet bekendmaken welke technieken geschikt zijn om opgenomen te worden in de SDE++. Om te waarborgen dat alle technieken aan bod kunnen komen, overweegt het kabinet om grenzen (‘plafonds’) te stellen aan de maximale subsidie die naar een bepaalde techniek of sector gaat. Dit wordt nog uitgewerkt.
Industrie
Algemeen directeur Hans Grünfeld van VEMW: “in het proces om te komen tot een klimaatakkoord hebben we gepleit voor een stimuleringsregeling voor emissiereductie in de industrie. Emissiereductie is de centrale opgave om de klimaatuitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Wij zijn verheugd dat het kabinet nu met een regeling komt die deze opgave centraal stelt, geleid door doelmatigheid: hoe kan de grootste emissiereductie gerealiseerd worden per ingezette euro! Door de verbreding van een bestaande regeling, de SDE+ , is het mogelijk de stimulering sneller te laten plaatsvinden. We zijn benieuwd naar de doorrekening van technieken door het Planbureau voor opname in de regeling, zodat we onze leden gericht kunnen informeren over de beschikbare stimuleringsmogelijkheden.”