Rapport Uitvoeringsoverleg klimaatakkoord - tafel Elektriciteit "Inzicht extra benodigde warmtebronnen en elektriciteit warmtevoorziening gebouwde omgeving in 2030"
Deze studie geeft een indicatie van de extra elektriciteitsvraag en benodigde warmtebronnen voor de raming volgens de KEV 2021 voor 2030 en voor twee scenario’s waarbij de doelstellingen voor CO2-reductie in de gebouwde omgeving gehaald worden.
In het klimaatakkoord is voor de gebouwde omgeving het doel gesteld om 3,4 Mton extra CO2- reductie te realiseren t.o.v. het basispad1. Vertaald naar restemissies betekent dit dat voor de gebouwde omgeving in 2030 nog 15,3 Mton CO2 mag worden uitgestoten. Daar bovenop speelt de Europese opgave om richting 2030 de ambitie van 49% CO2-reductie t.o.v. 1990 op te hogen naar minimaal 55% CO2-reductie. Het 55% doel is op basis van het rapport ‘Bestemming Parijs’2 voorlopig vertaald naar een maximale restemissie van 14,9 Mton, maar daar moet nog politieke besluitvorming over plaatsvinden. Volgens de doorrekening van de meest recente Klimaat en Energieverkenning (KEV, 2021) komen we met het vastgestelde en voorgenomen beleid in 2030 uit op 18,9 Mton CO2 restemissie (37% CO2-reductie t.o.v. 1990). Met andere woorden, richting 2030 zijn forse stappen nodig.
Deze onderzoeksvraag richt zich op de benodigde energiebronnen voor ruimteverwarming en tapwater in de gebouwde omgeving (woningen en utiliteit). Daarnaast wordt ruimtekoeling meegenomen. Het overige elektriciteitsgebruik in gebouwen - zoals ten behoeve van verlichting, apparatuur of elektrisch vervoer - is niet meegenomen. Ook ligt de opwek van elektriciteit en de haalbaarheid van de aanpassingen in de infrastructuur buiten de scope van deze vraag.